"DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD XHTML 1.0 Transitional//EN" "http://www.w3.org/TR/xhtml1/DTD/xhtml1-transitional.dtd"> Onderzoeksgroep Milieu- en Ruimtebeheer Onderzoeksgroep Milieu- en Ruimtebeheer
Onderzoeksgroep Milieu- en RuimtebeheerOnderzoeksgroep  MILIEU-  EN  RUIMTEBEHEER

Inrichting Technologiepark Zwijnaarde

De samenwerkingsvormen, sinds 5 jaar geïnitieerd op de campus Ardoyen, typeren duidelijk de voornoemde problematiek van duurzame bedrijventerreinen. Deze interbedrijfssamenwerking beoogt een duurzame inrichting van het bedrijventerrein. Het betreft in concreto de samenuitbating van een waterzuiveringsstation, het collectief uitvoeren van bodemonderzoeken via een campuspeilbuizennetwerk en het aanleggen van een gemeenschappelijke en harmonieuze groenstructuur over het gehele park; initiatieven die geen eenduidig gewenst karakter dragen.

Onderstaande onderverdeling is gebaseerd op de handleiding voor het beheer van bedrijventerreinen door WES, WVI en Leiedal, conform het subsidiebesluit. De inrichtingsprincipes in de handleiding hebben verschillende linken naar het uitgifteplan en terreinbeheersplan.

Economische aspecten

In het ruimtelijk structuurplan Gent wordt het Technologiepark Zwijnaarde gekenmerkt als een deelgebied in de goed bereikbare zuidrand van Gent en één van de grootschalige activiteiten in de buurt van de E17 en E40, evenals het UZ, Flanders Expo,... Dit wil zeggen dat het technologiepark "een complexe ruimte is (ook wel ruimtesysteem genoemd) waarvan de ruimtelijke structuur wordt bepaald door specifieke interactie van elementen van een aantal deelstructuren. Elk deelgebied heeft typische kenmerken, kwaliteiten en knelpunten. Het vervult een bepaalde rol in het gebied en heeft een eigen ontwikkelingsperspectief en een eigen gebiedsgericht beleid."

Het Technologiepark Zwijnaarde maakt deel uit van de "Hoger onderwijsas" die Gent doorkruist van noord naar zuid. De instellingen van het hoger en universitair onderwijs zijn voornamelijk ten westen en nog duidelijker ten zuiden van de kern gesitueerd. Hierbij kan men een centrale as onderscheiden van instellingen gaande van Rabot over Coupure, Zwartezustersstraat, Universiteitsstraat, Sint-Pietersnieuwstraat, Blandijnberg, Ledeganck, Voskenslaan over de Sterre tot aan de Campus Ardoyen. Op het technologiepark zijn hightechbedrijven aanwezig. Hightechbedrijven zijn vooral ontstaan als spin-off van de universiteit. Op het wetenschapspark en de omgeving E17-E40 zijn de belangrijkste concentraties aan dergelijke bedrijven. Op het wetenschapspark, een terrein gericht op research & development (R&D), vindt men een concentratie van bedrijven die actief zijn in de biotechnologie en een sterke relatie hebben met de universiteit Gent. Er bevinden zich vooral kantoorachtigen, bedrijfsgebouwen en percelen met een representatieve uitstraling. Intern is een grote reserveruimte aanwezig. Aansluitend bij dit terrein bevindt zich de Tramstraat, een strook met vijf grootschalige bedrijven met een eveneens modern-representatieve lokatie bestaande uit kantoorachtigen, al dan niet met bedrijfshal.

In de bedrijven op de campus worden om en bij de 1500 mensen tewerkgesteld, het universitair gedeelte telt 500 à 600 werknemers. De bedrijven hebben een duidelijke link met onderzoeksgroepen van de universiteit. Een aantal bedrijfsverzamelgebouwen, waaronder de Bio-incubator, zorgen ervoor dat kleine ondernemingen zich kunnen vestigen en kunnen uitgroeien tot volwaardige ondernemingen. Er zijn nog beperkte inbreidingsmogelijkheden op het terrein voor handen.

Stedenbouwkundige aspecten

Planningshistoriek

Oorspronkelijk zou de Faculteit Toegepaste Wetenschappen verhuizen van het centrum van Gent naar de campus in Zwijnaarde. Hiermee wordt ook aan de universiteit Gent gevolg gegeven aan een internationale trend van buitenstedelijke onderzoeks- en onderwijssites, naar het classicistische campusmodel in de Verenigde Staten. In het algemeen streeft een campusmodel een nadrukkelijk verzorgde omgeving na waarin gebouwen ingebed zijn temidden een groene, parkachtige omgeving.

In de loop van de jaren '80 was er een trend naar meer binnenstedelijke locaties. In dezelfde periode start de universiteit met een realisatie van een researchpark, R&D-bedrijven die een directe link met de universiteit hebben, worden op de campus bijeengebracht. Het gaat in hoofdzaak om bedrijven actief in de biotechnologiesector. Anders dan het campusgedeelte, wordt het researchpark ingericht als bedrijventerreinverkaveling.

Eind jaren '90 waren beide modellen (het campusmodel en het bedrijventerreinmodel) aan herziening toe. Het campusmodel diende bijgestuurd te worden, voornamelijk met het oog op de onderschatte impact van de grote parkeeroppervlakte op de groene omgeving, anderzijds speelden bij het aantrekken van R&D-bedrijven meer factoren een rol om een competitieve omgeving te kunnen waarborgen. Ook een aantrekkelijke omgeving behoort tot de kwaliteiten om mogelijke investeerders aan te trekken.

Globale gewenste ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur & stedenbouwkundige eisen

Het belangrijkste uitgangspunt voor het stadsontwerp (door Laboratorium S&S) is het bereiken van een goede relatie tussen bebouwde/verharde ruimte enerzijds en groene ruimte anderzijds. In deze onderscheidt het Technologiepark Zwijnaarde zich van traditionele bedrijventerreinen waar de aanleg van groen vaak ongestructureerd verloopt. De afzonderlijke bedrijven plaatsen er elk groen op hun eigen perceel, hetgeen uitmondt in een sterk verkaveld en verdeeld geheel. Dit tracht men te vermijden op Technologiepark Zwijnaarde door het formuleren en implementeren van een aantal principes om de inrichting van het terrein te kanaliseren. Deze inrichting van het terrein wordt beschreven en weergegeven in het stadsontwerp voor het Technologiepark Zwijnaarde. Hier komen verschillende aspecten aan bod die eveneens voorkomen in het subsidiebesluit van de Vlaamse Regering. Vanuit de gewenste ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur worden een aantal ruimtelijke concepten en principes naar voor geschoven. Deze worden hieronder behandeld. Het gaat om algemene inrichtingsprincipes die voortkomen uit de gewenste ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur, met aandacht voor intensief en flexibel ruimtegebruik.

Het park vormt een belangrijke structurerend element in het technologiepark. Ten aanzien van dit park werden vier belangrijke principes voor dit gedeelte van het terrein geformuleerd. Ten eerste dient het park eenheid te brengen binnen het technologiepark. Ten tweede dient aandacht besteed te worden aan duurzaamheid. Hiertoe dient beplanting gekozen te worden die ordenend blijft (bv. bomen met een lange levensduur). Ten derde is snelheid van belang, de impact van het groen dient immers snel voelbaar te zijn (bv. door het aanplanten van snelgroeiende pioniers). Een vierde principe is 'massa'. De beplanting in het park dient een voldoende grote ruimtelijke en visuele impact te hebben. Deze vier principes worden toegepast in de inrichting en het verdere beheer van het technologiepark.

Er wordt meer ingezet op de relatie bebouwd/groen dan te vertrouwen op de afzonderlijke planning van de kavels. Vier aspecten komen aan bod in het stadsontwerp: Er wordt ten eerste aandacht besteed aan het parkconcept, ten tweede aan de toegang & ontsluiting, ten derde aan de hoge dichtheid en ten vierde streeft men naar één ordeningsstructuur voor het gehele terrein. Dit mondt uit in een "totaalplan".

Overgangen tussen bebouwing en groen © Laboratorium S&S en Universiteit Gent

(1) In het totaalplan wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen groenstroken en bouwstroken. Dit verbetert de 'leesbaarheid' van de structuur van het technologiepark, het park fungeert meer als een geheel dan als een samenvoegsel van een aantal afzonderlijke kavels. Het totale oppervlak gestructureerde groenstroken is niet groter in oppervlak dan versnipperd groen. Het groen alterneert met bouwvolumes, wat ontstaat is een duidelijk afgelijnde variatie tussen bebouwde en beboste stroken, waarmee een duurzaam ruimtegebruik gerealiseerd wordt, het groen wordt aldus meer dan restgroen. Op de afbeelding is dit duidelijk zichtbaar, er ontstaan duidelijke overgangen tussen bebouwing en groen.

De randen van het terrein vormen belangrijke elementen binnen het groenplan. Aan de rand wordt buffergroen voorzien, enerzijds als grens met de omliggende wegeninfrastructuur (N60, E40) en anderzijds met het omliggende woongebied (wijken Rooske en Schaarke). Het buffergebied tussen de woonwijken en het technologiepark fungeert als een groenscherm. Waar het buffergroen voldoende breed is, bestaat een mogelijkheid tot kleinschalige bebouwing.

(2) In het stadsontwerp wordt verder aandacht besteed aan de toegang en de ontsluiting van het terrein. De weginfrastructuur krijgt een duidelijke categorisering, onderverdeeld in hoofd- en zijontsluiting. De centrale lus wordt vervangen door een vork, aangezien de hiërarchische eenvoud ervan niet meer vostaat en slechts zeer weinig verkeersbewegingen de lus volledig rond gaan. Langs de N60 ligt de hoofdtoegang, de twee toegangen langs de Tramstraat zijn secundair. Verder zijn er aan de oostkant van de campus verbindingen met de woonwijken Rooske en Schaarke gemaakt voor voetgangers en fietsers. Op de afbeelding worden de verschillen weergegeven tussen de beide situaties. Tevens is ook duidelijk te zien dat de toegangswegen tot de verschillende bedrijfspercelen enkel via de hoofdweg gaan.

Toegangswegen technologiepark Zwijnaarde © Laboratorium S&S en Universiteit Gent

dichtheid op de campus © Laboratorium S&S en Universiteit Gent

(3)Ook aan dichtheid wordt in het stadsontwerp aandacht besteed. Bedoeling is om zo veel mogelijk mensen op de campus te werk te stellen. Door de vork ontstaan drie deelgebieden waar telkens een andere bebouwingsdichtheid wordt nagestreefd. Hiervoor worden ruimtelijke en beheersmatige strategieën bedacht.

Hiervoor worden twee principes toegepast. Ten eerste beoogt men hogere dichtheid van gebouwen te realiseren door te stapelen, weergegeven in linkse figuur. Ten tweede maakt men gebruik van een alternatief toewijzing- en beheersysteem van percelen, waardoor efficiënter met ruimte wordt omgegaan. De reden hiervoor is de vaststelling dat afzonderlijke bedrijven hun uitbreidingsmogelijkheden in de toekomst veilig willen stellen en te grote stukken bouwterrein reserveren. De realisatie van deze uitbreiding wordt niet gegarandeerd. Dit heeft geresulteerd in een weinig spaarzaam ruimtebeheer, de dichtheid blijft immers laag.

(4) De drie bovenvermelde principes komen bijeen in het totaalplan voor het technologiepark. Op deze manier wordt meer eenheid verleend aan het terrein, zowel het gedeelte wetenschapspark als het universitair gedeelte worden opgenomen in één ordeningsstructuur.

ecologische maatregelen

De mogelijkheid tot het nemen van ecologische maatregelen is eveneens onderzocht voor het technologiepark. In eerste instantie gaat het enkel om groen- en afvalwaterbeheer. Zoals hoger weergegeven worden op deze vlakken inspanningen geleverd door middel van een interbedrijfssamenwerking. Op het gedeelte van het technologiepark waar de universiteitsgebouwen gelegen zijn, zal alvast ecologisch groenbeheer toegepast worden.

Het verbruik van afvalwater op de bedrijven werd gereduceerd, resulterend in een totale emissie die binnen de wettelijke milieunormen valt. Aan de basis van deze evolutie lag de gezamenlijke inspanning van alle op het terrein aanwezige ondernemingen.

In de toekomst kunnen andere ecologische maatregelen in overweging genomen worden. In samenspraak met de bedrijven kunnen bijvoorbeeld maatregelen op vlak van energiehuishouding of op vlak van duurzame materialen en bouwwijzen afgesproken worden.

milieubepalingen sensu lato

Ook aan milieu en veiligheid wordt op het technologiepark aandacht besteed. Bedrijven die zich op het technologiepark vestigen, dienen zich te houden aan het campusreglement. Hierin worden een aantal algemene gebruiksbepalingen ivm ruimtelijke ordening en stedenbouw, milieuhygiënische en veiligheidsmaatr egelen opgelegd. Zo geldt er een informatieverplichting in hoofde van de bedrijven, ze dienen de UGent inzage te verlenen of copijen te bezorgen van milieureleva nte documenten.

Bronnen
Handleiding voor het beheer van bedrijventerreinen, Door: WES Onderzoek & Advies; Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, administratie Economie.
Stadsontwerp Campus Ardoyen. Door: Ch. Vermeersch, K. Borret, P. Claeys, T. Leenders, R. Verstraeten.

MRB